dinsdag 8 oktober 2013

Jongens zijn jongens, maar kijk uit voor de ´gender gap´

 
Laatst vertelde de kleuterjuf me met een halve grijns dat ze Rune en zijn beste vriendje Tomas tijdens de lunch uit elkaar moet zetten, omdat ze te veel gek doen en daardoor voor onrust zorgen tijdens het eten. Ik reageerde eerst met een “oh nee, echt waar?”, met zo’n ondertoon van moederlijke bezorgdheid, maar later, toen ik het deelde met anderen, vergoelijkte ik het al meer: “Wat wil je, twee jongens onder elkaar.”

Laat dan recent een interessant artikel in het DS Magazine verschenen zijn, getiteld “Wat is er aan de hand jongens?”, gericht op vooral het schoolleven. Wat al jaren geweten is, maar steeds als een hete ongewenste aardappel wordt doorgeschoven naar een ander departement: jongens en school, het is niet de beste combinatie. Volgens velen ligt het bij de jongens, die zich niet genoeg kunnen aanpassen, maar meer en meer raken anderen – experts, specialisten – ervan doordrongen dat het probleem niet bij de jongens ligt, maar bij het onderwijs: dat is, dixit onderwijssociologe aan UGent Mieke Van Houtte , “een keurslijf geworden waarin we elke leerling doen passen. Blijkbaar pas het systeem meisjes beter dan jongens”.
Volgens Inge Colen, directrice van De wereld van Indra, een vzw ter ondersteuning van jongeren, gaat ons onderwijssysteem ook te “verkrampt” om met jongens, juist omdat ons onderwijs zeer sterk op praten gericht is – en laat nu uitgerekend jongens geen echte babbelaars zijn… Jongens worden volgens Colen te weinig aangesproken op wie ze zijn en wat ze kunnen.
Ook het feit dat vooral vrouwen voor de klas staan, en veel minder mannen, doet de vraag rijzen of ons onderwijs te veel vervrouwelijkt, met als gevolg dat jongens eigenlijk meer meisjes moeten zijn of worden? Ik pik van andere mama’s op dat hun zoontjes op de lagere school vragende partij zijn voor les van een meester, want na al die juffen willen ze gewoon les van een man – en dat die jongens zich dan ook lekker in hun vel voelen in die klas.

Toegegeven, als ik naar onze spruit van drieënhalf kijk, dan zit hij de hele tijd te wippen, springen, kontwiegelen, rollen… Zelfs tijdens knutselen zit hij niet stil. Hij is het liefst bézig, actief, met armen en benen en ook nog eens zijn hoofd als het even kan. Hij leeft zich uit met zijn fiets en zijn step, met de bal en de korfbalmand van papa, hij rent en duikt, hij kleuterturnt (niet gewoon turnen, mama, kléúterturnen) en dat samen met zijn beste kameraad. De zeldzame rustmomenten spendeert hij voor tv, in bad en in bed – en zelfs dan is de kans zeer groot dat hij een of ander kunstje uitprobeert.
Soms word ik er gek van, eerlijk waar. Dat de kleuterjuf de twee kameraadjes uit elkaar moet halen tijdens het eten, kan ik dan ook perfect snappen. Ik vind het ook niet erg, want juf maakt ook geen enkel probleem van het wildebrasgedrag – ze heeft zelf een zoontje van hun leeftijd – en de kleuters krijgen voldoende kansen om hun energie kwijt te raken. Toch vraag ik me af hoe het gaat wanneer Rune naar de lagere school gaat. Is er dan nog plaats voor kwajongensachtige deugnieterij op de speelplaats en in de klas? “Orde in de klas, de boel onder controle: het blijft vaak het eerste streefdoel. Waardoor het potentieel van jongens te weinig wordt aangeboord” (DSM nr. 109, p. 20).

Jelle Jolens is neuropsycholoog en hoogleraar Brein, Leren en Educatie aan de VU Amsterdam en merkt op dat vragen aan beweeglijke kinderen om stil te zitten voor hen nu net een onmogelijke opdracht is, en het alsnog van hen eisen, is een vorm van afwijzing. Ik laat me er af en toe tot verleiden, het `Rune, zit nu eens stil`, en inderdaad: het werkt niet. Vragen om zelfs tijdens tv-kijken stil te zitten, is een onbegonnen werk. Het is niet dat hij niet wil, het sluipt er gewoon onbewust terug in: het wippen met zijn benen, het draaien met zijn voeten, het opspringen en dan weer gaan zitten. Ik kan me echter wel voorstellen dat zulk gedrag in klasverband niet altijd even gemakkelijk te hanteren is, maar om het volledig negatief te benaderen is natuurlijk ook geen oplossing. Jongens aanspreken op hun vaardigheden, zien waar ze wel goed in zijn, het is misschien de beste eerste stap die men in het onderwijs kan zetten. Want een splitsing van klassen, zoals in het artikel ter sprake komt, kan misschien werken voor bepaalde vakken, maar toch zeker niet meer voor de gehele schoolloopbaan – dat zou een gemiste kans zijn.
Jolens voegt eraan toe: “Het drukke en onderzoekende gedrag van veel jongens wordt vaak lastig gevonden. Maar de samenleving heeft wel nood aan mensen met peper in hun achterste; die uitvindingen doen, ondernemend zijn, een bedrijf uitzetten”.

Als ik zo naar Rune kijk, met zijn voorliefde voor turnoefeningen en schilderen – dan zou hij wel eens de eerste kunstenaar kunnen worden die schildert terwijl hij op de trampoline salto’s oefent…

Geen opmerkingen:

Een reactie posten