woensdag 13 februari 2013

Na Isangraille

Sinds de verschijning van Isangraille, het vierde en laatste deel in de fantasyreeks Zeríans Vloek, is het een beetje stil geworden van mijn kant. Ik moet bekennen dat het me moeilijk valt te geloven dat ik nog zoiets fenomenaals en groots zal kunnen neerzetten als het epische verhaal rond Thraës, Shin'Kahdir en Sayath. En toch...

Deze week kreeg ik een prachtig bericht van niemand minder dan Peter Schaap op mijn persoonlijke Facebookpagina. Een compliment waarvan ik vleugels kreeg, zo goed voelde het:
'Ik heb net Isangraille uit en daarmee je tetralogie. Op vijf sterren geef ik je vijfenenhalf, omdat je er, ten eerste, in bent geslaagd om onnavolgbaar te zijn in de hele reeks, maar ook vanwege de meest donderende climax die ik ooit heb gelezen en de koude rilling die je allerlaatste zin mij bezorgde, Pet af, zodat ik tijdelijk als `er' door het leven moet. Tijdelijk uiteraard omdat ik al 66 jaar met die naam ben vergroeid. In ieder geval: wat een prestatie, Thir. wat een prestatie!'
Dat zijn van die momenten dat ik inderdaad besef dat het een prestatie is: vier dikke pillen in de boekenkast, en dat niet alleen in de onze, maar ook in die van anderen, van vrienden en vriendinnen, van medeschrijvers en liefhebbers van het genre. Mijn boeken hebben mensen geraakt en meegenomen naar een wereld waar geen zwart-wit maar grijs heerst, waar mensen met bijzondere gaven ook gewoon mensen blijven en verbonden zijn door emoties en innerlijke strijd.
Tegelijk bedenk ik, best vaak moet ik toegeven, dat ik deze serie nooit aan de buitenwereld had kunnen laten zien zonder de hulp van wijlen mijn mentoren en schrijversvrienden John Vermeulen en Wim Stolk. Beide heren hadden een rotsvast geloof in mijn kunnen, en duwden me in de richting van een professionele schrijverscarrière zonder me ooit te zeggen waar mijn kwaliteiten in lagen. Ik moest het zelf maar uitzoeken. *grinnik* Zij waren echter de eerste stap in de richting van een uitgever - en Kramat heb ik veel te danken, niet alleen voor de kansen die ze me als schrijver boden, maar ook de mogelijkheden die ik er kreeg om andermans werk te redigeren. Waardoor ik nu verbonden ben aan het redactieteam van de Nederlandse uitgeverij Zilverspoor. Mijn plezier in redigeren, en kunde daarbij, zijn gevoed door een andere uitgeverij: de literaire uitgeverij Parelz. Correcties van mijn eigen verhalen door en gesprekken met Arie Elsenaar hebben me op een heel andere manier naar schrijven in het algemeen laten kijken, en mijn liefde voor taal alleen maar aangewakkerd. Hierbij wil ik ook mijn proeflezers niet vergeten: ook zij hebben mij bewuster naar mijn verhalen laten kijken, en hun eigen visies op de personages gegeven waardoor ik desgewenst kon verduidelijken, schrappen of bijsturen. Ik ben blij dat ik voor Zeríans Vloek een kundige proeflezerskring had, die hun vriendschap niet liet primeren boven kritiek. Aan ja-knikkers heb je als schrijver immers zo weinig. Je moet weten waar het in je verhaal schort, stroef loopt of juist te goed gaat. Zoals: waar een personage alleen maar bovendeks staat te zwalpen en een ander alleen maar met een minnaar tussen de lakens duikt zodat het hoofdpersonage kan horen wat ze tegen elkaar zeggen.


Zoals geschreven, zonder Kramat was Zeríans Vloek er misschien nooit geweest. De grote voordelen die deze uitgeverij me bood, bestonden er vooral in dat ik mijn eigen tempo mocht hanteren, en dat ze ondanks de huidige genretrend in het Vlaamse literaire landschap toch sterk in dit fantasy-epos geloofden. Daar ben ik hen nog altijd dankbaar voor. Vooral het eigen tempo was voor het schrijven van Isangraille erg belangrijk. Ik was hoogzwanger toen ik het derde deel Maanhoedster officieel aan het publiek presenteerde, en dus zou Isangraille tot stand moeten komen terwijl ik mijn pasgeboren kindje knuffelde, zijn papjes maakte en zijn luiers ververste. Dat was niet zo vanzelfsprekend, maar kijk, na ruim twee jaar belandde Isangraille dan toch in de mailbox van Kramat. Uitgever Wim is altijd al vol lof over mijn schrijfstijl geweest, maar na het lezen van Isangraille was hij toch wel zeer onder de indruk - en ik kan je vertellen dat de trots van je uitgever je een enorme boost kan geven.
Zodra Isangraille als boek verscheen, met wederom een prachtige cover door uitmuntend talent Iris Compiet, was het klaar. Het verhaal, bedoel ik. Ik voelde me een beetje eenzaam. Al die personages die ik moest laten gaan. Sommigen van hen hield ik al bij me sinds mijn vijftiende. En nu, ineens, was het klaar. Verdriet had ik al gehad tijdens het schrijven van de laatste hoofdstukken. Tranen met tuiten heb ik geweend, terwijl mijn personages hun verhaallijnen noodgedwongen volgden, om die donderende climax te bereiken waarover Peter het hierboven had.
Nu zijn we een halfjaar verder, heb ik werk van Clemens van Brunschot en Eisso Post geredigeerd (en me daar heel erg bij geamuseerd), heb ik Pen Stewart begeleid bij het uitwerken van haar Wintercode voor de Luitingh Manuscriptenwedstrijd waar ze tot mijn grote genoegen op de longlist terechtkwant (wat nog gevierd moet worden met een pannenkoekenfestijn), en probeer ik - worstelend met de fibromyalgie - de verhalenworkshop op Pure Fantasy toch tot een goed einde te brengen. En hoewel ik af en toe aan een nieuw fantasyproject werk, en aan een zogenaamd literaire roman, toch voel ik een gemis, een twijfelen. Zal ik ooit weer...? Weet je wel.  
Misschien moet ik er niet te veel over nadenken. En gewoon doen. Butt in chair, zoals Wim Stolk het placht te zeggen. En zwerkstaren. Dat doe ik veel de laatste tijd. Orion staat elke avond zo helder boven onze achtertuin dat ik er niet naast kan kijken. En tijdens het zwerkstaren denk ik aan Wim, en aan John.
En dan ga ik maar weer wat verhaalweven. *glimlach*

Geen opmerkingen:

Een reactie posten