donderdag 23 augustus 2012

Wie mist Troeleke?

 


Toen we een telefoontje kregen van onze dierenarts Joke (Bergenstraat, Dessel) over een achtergelaten kitten van 5 maand met de vraag of wij eventueel interesse hadden om ze tijdelijk op te vangen in de hoop dat haar eigenaars contact zouden opnemen, kostte het een beetje overredingskracht om manlief ervan te overtuigen dat dit voor een goede zaak was. Want uiteraard, we hebben al 5 katten en een kitten erbij zou niet alleen de hiërarchie overhoop gooien, maar ook de zorgen en verantwoordelijkheden vergroten. Het feit dat de dierenarts er het hart van in was, omdat het kitten in kwestie – Troeleke noemen we ze maar voorlopig – kerngezond is, en een prachtig dier bovendien. De enige andere oplossing zou het asiel zijn, omdat ze natuurlijk niet in de ziekenboeg kon blijven, en dáár zou ze pas echt dodelijk ziek kunnen worden. Nee, dat risico wilden we toch niet nemen, en dus zei manlief “ja”. En toen ik ‘m vroeg wat hem over de streep getrokken had, wetende dat als de eigenaars het diertje niet komen ophalen, we Troeleke zelf zouden moeten houden, zei hij: “Omdat ik van je hou.”
Marco weet natuurlijk hoe gek ik ben op katten, hoe het me aan het hart gaat zoveel mogelijk dieren te redden.

En dus haalde ik Troeleke gisteren op.
Troeleke liep blijkbaar verloren in de tuin van een koppel waar reeds een hond en een kat leefden, en doordat ze er zo goed uitzag, meenden deze mensen dat ze na een poosje wel weer zou vertrekken. Niet was was minder waar: Troeleke bleef terugkomen. En dus brachten zij haar naar Joke.
Van bij het begin toonde ze zich al heel extravert en vinnig op een schattige manier. Ze kwam gelijk op me af, streek langs mijn been, maar de open deur van het kamertje waar de dierenarts haar had laten rondlopen, was een te grote uitdaging en ze speerde ervandoor. Gelukkig laat ze zich ook vrij gemakkelijk vangen ;-)
Het was toch met wat pijn in het hart dat de dierenarts afscheid van Troeleke nam. Ik snap ook perfect waarom: het is echt een ongelooflijk mooi dier, een getijgerde rosse met lang haar!

Zodra we thuiskwamen, begon de kennismaking met zowel nieuwe omgeving als vier nieuwsgierige en extreem achterdochtige katten. Vier, want de vijfde, meneer Felix, had pas zeer laat op de avond door dat er een gaste was… Geblaas en gegrom waren niet van de lucht, maar Troeleke liet zich niet doen. Ze was heel vlot met het accepteren van de nieuwe situatie, ging spelen en eten en drinken, en Marco was helemaal verkocht. Het was toen vooral Spook die het meeste last van haar aanwezigheid leek te hebben: hij wilde zelf bij haar gaan kijken, maar kreeg vervolgens een soort van angstaanval, die zich uitte in heel snel ademen, blazen en grommen, en schuimbekken. Heel zielig. Maar het gebeurde een keer of twee, drie en vervolgens ging hij bovenop de krabpaal liggen, vanwaar hij ‘het erf’ goed in de smiezen kon houden.

Geen van ons is wakker geworden afgelopen nacht door vechtende katten of vallende bloempotten en ander klein grut.
Vanochtend lag er een briefje van manlief waarin hij stelde dat Troeleke goed gegeten had, en zelfs Spooks portie naar binnen gewerkt heeft. Bovendien loopt ze hier al rond alsof ze hier al jaren woont, de Troel.

Haar eerste pogingen tot contact verlopen intussen aardig, mag ik wel zeggen. Haar speelse karakter brengt haar af en toe dicht bij een andere kat, die dan heel verontwaardigd gaat blazen. Behalve Felix. Die miauwt naar haar, kijkt naar haar en observeert haar doen en laten, en dat betrekkelijk dicht in haar buurt. Zij komt ook naar hem, miauwt – nou ja, ‘blaasbalgt’ is een betere term – terug en probeert nu en dan dichter bij hem te komen, daagt zelfs uit. De eerste ‘puma pounce’ deed ze bijna bovenop hem…! En ze ging ook ineens achter Spook aan, toen die heel onnozel naar haar stond te blazen. Dus ja, ze kan haar katje wel staan!

Op dit moment ligt ze uitgeteld op de bank te slapen.
Onze zoon is nog niet op. Ik vraag me af wat dat gaat geven, te meer omdat de katten dan ook ineens het hele huis weer tot hun beschikking hebben.

Maar wie dit prachtige tijgerkatje mist, neem alsjeblieft contact op met Joke Dilen, dierenarts in Dessel. Ik kan me voorstellen dat het verdriet groot moet zijn. Wij zorgen intussen goed voor haar.

 

 


woensdag 13 juni 2012

Onverhoeds alleenstaande mama-merel

Sinds een aantal weken nestelt er een heel dappere vrouwtjesmerel in de klimophaag. Op zich niet zo opmerkelijk, wetende dat er sinds vorig jaar al meerdere nesten zijn geweest en er op amper vijf meter van haar vandaan ook een koolmezenkoppel een flinke kroost grootbrengt.

Nee, het bijzondere aan deze merel is het feit dat ze alleen is. Er is geen papa-merel te bekennen, die haar komt voeren terwijl ze broedt. Ze rooit het allemaal alleen. Tijdens het weekend zag ik haar voor het eerst ook met voer naar het nest terugvliegen. Dat zit nu mooi verborgen achter weelderige klimop (dank u, regen), die het hopelijk ook tegen de ruige westenwind behoedt. Want tegen alle logica in heeft mama-merel haar nest op het westen gemaakt, en bovendien ook nog eens redelijk open, in plaats van te profiteren van de beschutting van de salix, de jasmijn of de ribes.
Gisteren ben ik speciaal onkruid gaan wieden, met een soort riek, waardoor de regenwormen dachten dat hun duistere wereld verging. Daar was mama-merelwel blij mee, getuige haar fanatieke getrappel in de omgewoelde en onkruidvrije aarde.

Toch blijft het maar de vraag hoe haar kindertjes het zullen redden. Een aflevering van Springwatch, jaren geleden, toonde immers het verhaal van een compleet uitgeputte pimpelmees die haar uitgebreide nageslacht dapper bleef voeren, tot ze er bijna aan bezweek - en ook een aantal kuikens het leven liet. En merelkuikens zijn sowieso al veeleisend: als je hun opdringerige hangerigheid na het uitvliegen vergelijkt met jonge mussen of mezen, dan is er heus een wereld van verschil. De zelfredzaamheid van laatstegenoemde vogelsoorten is vele malen groter. Of zou het bij de merelkuikens om een vorm van aangeleerde hulpeloosheid gaan - of erger: gemakzucht?

Afijn, er staan mama-merel nog harde tijden te wachten. Ik hou de riek bij de hand, zodat ik toch af en toe eens wat flinke voren in de aarde kan trekken, die de regenwormen naar de vraatzucht van haar merelkuikens kunnen leiden...

dinsdag 15 mei 2012

Kuukske naar het Vogelopvangcentrum

De afgelopen dagen was het fijn om in de tuin te zijn: Kuukske kwam zodra ze mijn stem hoorde, en ik maakte een tjik-tjik geluid waardoor ze letterlijk van het andere eind van de tuin naar me toe snelde. Het was erg grappig om te zien, zo'n frêle pluizig zachtbruin vogeltje dat over het gras rent om zo snel mogelijk bij me te komen. Als ik onkruid wiedde, kwam ze bij me zitten en ik gooide haar af en toe een worm toe, die ze gretig naar binnen liet glijden. Zij praatte tegen mij en als ik "tjik-tjik" zei, kwam ze nog wat dichter.

Gisteren echter merkte ik voor het eerst de (dennen)naald die uit haar zieke oog stak. Ik liet het Marco zien, en hij vond het toch ook aardig zorgwekkend. Ik probeerde haar te vangen, en hoewel ze aanvankelijk probeerde weg te komen, kreeg ze het te lastig: ze moest nu op twee tweebenigen letten, en niet alleen op mij. Toen ze over een oude omgevallen regenton wilde klauteren, snaaide ik haar. Dan pas besef je ook hoe kwetsbaar en broos zo'n kleine vogel is. Dat hartje ging aan tweehonderd per uur, en ze schreeuwde eerst ook. En dan zagen we de naald. Die zat echt vast ín haar oog, en was zonder twijfel de oorzaak van de zware infectie. Want het oog is er nog, alleen zit het volledig dicht. Een tweede naald plakte aan het onderste lid, meer richting snavel.

Ik wilde me niet voorstellen hoeveel pijn ze moest hebben en zei Marco dat we het VOC moesten bellen. Vanwege onze goede ervaringen met het VOC Herenthout, waar we in februari een spreeuwtje heen brachten (knal tegen het raam, gespleten ondersnavel en fel bloeden, maar dankzij het VOC na een paar weken succesvol vrijgelaten), belden we eerst daarheen. Zij raadden ons - vooral gezien de afstand - aan naar het VOC Brasschaat te gaan.

Kuukske was het er intussen niet mee eens dat ze in een poezenreismand moest zitten wachten. Met een handdoek er nog eens extra overheen, zodat ze kalm kon worden, ging Marco op weg.
Hij kwam na een uur terug dat het bij Herenthout toch veel gemoedelijker en vriendelijker was... In Brasschaat waren ze aan het eten toen hij toekwam, en hij kreeg de boodschap om de vogel in de bak te doen en het formulier in te vullen. Dat was het enige persoonlijke contact, en dus een megagroot verschil met het VOC in Herenthout, waar hij nog een gesprek had met de mevrouw die het spreeuwtje een eerste check-up gaf.

Maar goed, Kuukske is nu in het VOC en we moeten hopen dat ze de naald met succes kunnen verwijderen én dat ze die operatie goed doorstaat.

Het ga je goed, Kuukske!

Zie ook eerdere blog: Kuukske



English version:
The last couple of days it was real joy to be outside in the garden: Kuukske (ChickPie, a half blind blackbird chick that came to our garden approx. a month ago) came as soon as she heard my voice, and I made a “chick-chick” sound that made her run to me, even from the back of the garden. It was very funny to watch that tiny ball of soft-brown fluff running to me across the grass to get to me as soon as she possibly could. When I was weeding, she’d sit by me. The worms that I found, I threw at her, and she gobbled them up with great delight. She talked to me and I answered “chick-chick”, and she would come even closer.
Yesterday however I noticed the fir needle that stuck out of her sick eye. I showed it to Marco and ho got concerned as well. I tried to catch her, and although she tried to get away at first, she had difficulty keeping up: she had to keep one eye on two two-leggeds instead of only me. When she tried to scramble upon an old water-butt that had fallen over, I snatched her. Only then you realize how frail en vulnerable such a small bird really is. Her heart raced at 200km/hour and she yelled at first. And then we saw the fir needle. It was actually sticking out of ChickPie’s tiny eye, causing the serious infection that made her eye stay shut and moist. A second needle was sticking to her lower eye-lid, near her beak.
I did not even want to try to imagine the agony she had to experience, and told Marco we had to call the VOC (Bird Wildlife Center). Because of our nice previous encounter with the VOC at Herenthout where we delivered a starling last February (smack against the window, split lower-beak and bleeding like hell, but thanks to the VOC at Herenthout it was healed and released a couple of weeks afterwards), we first called them. But they advised us to inform a wildlife center nearer to where we live.
Meanswhile ChickPie was waiting in a cat travel basket – needless to say she was absolutely not amused. I put a towel over the basket so she could calm down, and Marco drove off to the VOC at Brasschaat.
He was back within the hour and told me that the people at Herenthout were friendlier and more dedicated. At Brasschaat he was told they were having dinner: Marco had to put ChickPie in a box and he had to fill in a form, with our address, e-mail, specifics concerning the bird etc. That was the little personal contact he had, and huge difference with Herenthout, where he had the chance to talk to the nice lady that gave the starling his first check-up.

Anyway, ChickPie is at the VOC and we sincerely hope that the people there are able to remove the fir needle, and that ChickPie survives the surgery.

Fare well, ChickPie!

vrijdag 4 mei 2012

Kuukske



Doorheen de prachtige stem van Will Johnson (South San Gabriel, album The Carlton Chronicles), die "This rookie runs..." zingt, klinken het snerpend getjilp van een merelkuiken en het gekwetter van baby-koolmeesjes.

Het is al het vierde merelkuiken sinds begin april dat onze tuin aandoet, zonder dat het hier geboren is. In de klimophaag die onze tuin van de buren scheidt, wacht een merelkoppel met zeker ongeduld op hun eigen broedsel. het vierde kuiken is nog erg jong en roept voortdurend naar zijn ouders. Ik heb nog niet ontdekt dat het gevoerd wordt, daar zal hij volgens mij toch stilaan zelf voor moeten zorgen.
Van die vier merelkuikens is er eentje gestorven: te pletter gevloten tegen de garagedeur. Daar hebben we nu kranten tegenaan geplakt. Om op zo'n manier een jonge vogel te verliezen, doet gewoon pijn. Ja, ik ben een softie. Maar het is softness waar ik trots op ben.
Het andere merelkuiken is gezond en wel en foerageert tussen de tuinen van ons en de buren. Het hapt af en toe een hapje mee van het speciale voer dat ik nog altijd strooi en laat zich wegdrummen door de spreeuwen, andere merels en de mussen.

En dan is er Kuukske.
Kuukske is half blind. Haar rechteroog was eerst nog een vochtige massa, haar wang een kleverig hoopje veren. Nu is er geen oogje meer. Maar Kuukske houdt vol. Elke volwassen merel, vooral de papa's, klampt ze aan om gevoerd te worden, hoewel ze perfect in staat is zelf de pieringen uit de grond te rukken. Die slaat ze dan even vakkundig dood voor ze ze in hun geheel opslokt. Ze eet ook graag van het voer dat ik strooi, en ze laat zich veel minder makkelijk wegdrummen door de andere vogels. Dat kan zijn omdat ze gewoon niet voldoende ziet, en dus ook niet voldoende gevaar kan inschatten. Ik hou mijn hart vast telkens ze midden op de klimophaag gaat zitten, en zo een fly-by snack voor de sperwer vormt. Als ik naar het tuinhuis loop, waar het voer ligt en waar ik de vogels ook laat eten, blijft ze zitten wachten. Ik praat tegen haar, en dan houdt ze haar kopje scheef, alsof ze luistert. Terwijl ik in het tuinhuis morrel, loopt ze dan toch een beetje weg. Ik strooi het voer en ga terug naar binnen. Tegen dat ik de deur dicht doe, zit ze al te eten.

Een geweldig mereltje, dat Kuukske.


vrijdag 23 maart 2012

Van lente naar zomer in nog geen twee weken tijd




Bijna twee weken sinds mijn eerste blog mag het resultaat van hard werken in de tuin gezien worden. Meer kleur mede door de tulpen en narcissen die eindelijk, zij het eerder aarzelend, op bloeien staan, en vollere perken die eerder akelig bruin en leeg waren, mede door nieuwe aanwinsten uit het tuincentrum en herplanten van uitgezaaide wilde groeiers zoals akelei en een allerliefst wit toortsje.

De nepeta begint aardig te schieten, tot groot jolijt van de katten, die er vol overgave in liggen te rollen, alle vier de pootjes in de lucht en de wangen schurkend tegen de fluweelzachte nepetablaadjes. Tja, het is nu eenmaal kattenkruid. Zelfs Puss in Boots kan er niet aan weerstaan. Maar nepeta biedt meer dan louter catnip. Het is een dankbare bodembedekker, die over een maand of wat zal beginnen bloeien met paarse en witte bloemen. En die lokken op hun beurt tal van insecten.
Het longkruid staat prachtig te wezen in blauw, paars en roze, tot grote dankbaarheid van het eerste koppeltje citroenvlinders (het mannetje knalgeel, het vrouwtje eerder crèmeachtig, maar elk met de kenmerkende rozerode stip op de vleugels), en dat ene kleine koolwitje dat al uitkwam in onze serre. Kom ik later op terug. Ook de met viooltjes, sleutelbloemen en cyclamen gevulde bloembakken hebben hun dagelijks bezoek: dikke hommelkoninginnen die zwaar brommend en heerlijk onelegant tegen het raam knotsen, om dan met hun zachte zwartgele lijfjes in de bloemen te landen. De zweefvliegen en eerste solitaire bijtjes halen hun harten op bij de margrieten, krokussen en blauwe druifjes.
Over dit alles heen klinkt het gezang van de lijster, het getierelier van de merel (we hebben twee boze merels die al twee dagen een heftig gevecht voeren 's ochtends, boven de klimophaag), het gekoer van tortel- en  houtduiven, en het getinkel van koolmezen, vinken en pimpelmezen. Soms schettert er ineens een winterkoninkje tussen, of schiet er een groep mussen luid tjilpend over. Enkele mannetjsmussen hebben al post gevat in dakgoten of op daknokken, teneinde hun gebied af te bakenen.

Het is warm nu. Erg warm. De thermometer geeft 26 graden aan en het is nog niet eens april. De katten weten niet waar ze het hebben; Tijger is zoals gewoonlijk de hort op, Felix ligt in een doos op de slaapkamer en Spook heeft zijn toevlucht gezocht in het bonte gras aan de vijverrand. Sayath en Lapje zwerven van binnen naar buiten en weer terug, niet goed wetend waar ze het best liggen.
En onze ondernemende peuter vindt de zon best leuk, omdat hij dan met zonnecrème ingesmeerd kan worden...

En over die koolwitjes in de serre: ik zaai al elk jaar sinds we hier wonen broccoli. En elk jaar slagen we erin een paar roosjes te bemachtigen voordat de koolwitjesrupsen alles hebben opgevreten. Het resultaat is een paar happen lekkere broccoli, en dus vlindercocons overal in de serre. Voor het eerst hebben we nu ook cocons van het grote koolwitje. Niet veel, ondanks de grote hoeveelheid rupsen, maar toch een stuk of vijf. Eens benieuwd of die de winter goed doorstaan hebben. Sinds het warmer is geworden, kijk ik dus ook elke dag even snel in de serre om te zien of er vlinders zijn uitgekomen. Zodat we geen, zoals twee jaar eerder, dode koolwitjes moeten vinden.
Dit jaar zaai ik broccoli, in de kas en erbuiten: een beetje voor ons en veel voor de vlinders. Uiteindelijk zijn zij met uitsterven bedreigd en wij niet.

vrijdag 9 maart 2012

De lente is er

Het hing al even in de lucht, maar vandaag is het toch een tikkeltje duidelijker: de lente is er.
De zon schijnt probleemloos door een wattige wolkendeken en beroert met zachte warmte het nog vochtige gras. Zodra die eerste zonnestralen doorbreken, stoppen de tortelduiven met eten: ze doffen hun veertjes op, trekken hun kopjes wat in en genieten. Met vier zitten ze op de voedertafel, met twee in het grote paalhuis en met een stuk of vijf op de grond. Een quasi stilleven, idyllisch en vredig.

De koolmezen tetteren erop los, en bakenen hun gebieden af, net zoals de merels die in agressieve, zwartvederige spiralen en kijvend opvliegen, en kibbelende vinken die als pijlen uit een boog achter elkaar aan schieten. De huismussen zitten keuvelend naast elkaar op de haag, van links naar rechts kijkend, in het gouden licht van de lentezon.

De afgelopen paar weken zijn manlief en ik druk in de weer geweest met het klaarmaken van de tuin. Veel planten zijn kapotgevroren en die hebben we weggegooid. Onkruid hebben we al zoveel mogelijk weggehaald, maar met een tuin van praktisch 20m bij 20m en dan nog een voortuin, en een aanzienlijk los stuk naast de garage, is dat nog niet zo'n vanzelfsprekendheid. Maar het doet deugd te zien dat de tuin er daardoor wel een stuk frisser begint uit te zien. De bollen komen op, met hernieuwd enthousiasme, na die vreselijke vriesperiode waarin al het ontluikende groen simpelweg doodvroor. In fraaie groepen komen Keizerskroon (de grote broer van de kievitsbloem) en allium op, met daartussen krokusjes, winterakonietjes en blauwe druifjes. Maar waar ik het meest naar uitkijk, zijn de verschillende soorten narcissen en tulpen die ik ingeplant heb.

Eind februari al kon ik me niet meer inhouden en zaaide ik bloemen en groenten voor: twee tuintafels, eentje in het bureau en eentje op de slaapkamer staan vol kleine en middelgrote potten waarin zaadjes ontkiemen en zelfs fraai opgeschoten zijn. Ik heb dit jaar naast zinnia's (waarvan er al eentje sneuvelde doordat Lapje, onze schildpadkat, zo lomp was bovenop die potjes te springen) vooral cosmos gezaaid. Mede door het interessante programma op de BBC, over Bees, Butterflies and Blooms, waarin de nadruk op insectenlokkende bloemen wordt gelegd. Cosmos is er in vele soorten en maten, en vorig jaar hadden we er ook een aantal van staan. Ik ben dus meer dan benieuwd hoe onze tuin en haar kleine bezoekers er dit jaar wel bij zullen varen. Het eerste citroenvlindertje mochten we vorige maand toch al verwelkomen - en dat zonder cosmos, maar wel met primula en beschermende klimop.