vrijdag 4 december 2015

Een ode aan demonendingen en de zee van warmte

Er zijn van die dagen dat niks goed lijkt te gaan. Je hebt een beeld van hoe het zou moeten zijn en de realiteit draait helemaal anders uit. Je huidige situatie is gewoon niet wat hij moet zijn, door omstandigheden, door stress, door de sleur waartoe je jezelf hebt laten verleiden. De dagen worden weken, de weken maanden en plots is het donker.

Soms zijn er dingen uit het verleden die je ineens weer inhalen, dingen waarvan je dacht dat je ze allang en breed begraven had - je stond bovendien te dansen op hun graf, dus waar halen ze het lef vandaan om als een bende zombies weer tevoorschijn te komen? - en soms er ook dingen uit de toekomst, die nog niet eens gebeurd zijn maar waarvoor je al heel lang zo intens bang voor bent dat ze ineens akelig echt aanvoelen.

Het is al erg genoeg als een van die dingen ineens voor je voeten rolt, maar als ze allemaal tegelijk de heuvel afkomen, dan wordt het pas behoorlijk pittig.
Je rent en rent, en je blijft rennen - maar BAM, daar is het al, met zijn allen, want dan pas heeft het écht impact - en je ziet jezelf liggen, als een cartoonfiguurtje, waarvan alleen de benen en armen uitsteken vanonder een gigantisch rotsblok dat uitgerekend plat óp jou tot stilstand komt.

Splut.

En dat is het breekpunt. De streep. Je ziet het niet meer - logisch, je ligt onder dat rotsblok - en het enige wat er nog over lijkt te zijn, is je ingraven en zorgen dat niemand je ooit nog vindt - makkelijk, met die rots.

In de grond hoor je de aardwormen. De mieren en de kevers. De occasionele mol. Hé, wegwezen, jij, hier is geen plek voor jou. Ik heb genoeg aan mezelf, leef jij jouw leventje maar. Je kunt weinig menselijks meer horen. Alleen het eeuwige geknars en geschuifel. Langzaam, heel langzaam word je je bewust van het leven om je heen. Een zaadje ontkiemt. De regen valt. De zon schijnt. Een merel danst, en een worm laat zich vangen. Een streepje zon dringt je donkere hol binnen en iemand roept: "Hé, gaat het wel, daarbeneden?" En je schrikt, want je wilt helemaal niet dat iemand je hier vindt, diep in de penarie, want je bent beschaamd dat het zover is gekomen, dat je nu zo zwak bent, en tegelijk wil je het wel, want die rots, die krijg je nooit van z'n leven alleen weggerold, en heimelijk wil je gewoon weten dat je niet alleen bent. 
Dus je antwoordt, onwillig, aarzelend, en toch tegelijk hoopvol: "Jawel, het gaat. Maar ..."
En dat is het begin van herstel.

Meerdere iemanden komen samen om dat rotsblok weg te duwen. Hé, is dat Lowie, en Cezaar? En Margootje? Whoa, en zelfs Irène en Cecilia! Jij maar denken dat je niets betekende - ha, maar dat was natuurlijk de invloed van die demonendingen uit het verleden, die je overtuigden van je minderwaardigheid. Dat kan je nu wel zien. Je laat je uit de kuil helpen. Dat rotsblok blijkt niet eens zo groot. Het is alleen heel, heel zwaar.
"Maar er is toch niemand die zegt dat je het alleen moet dragen!" zegt Nico, die er net bij is gekomen,
"Je weet toch dat je altijd mag bellen, dat we je altijd willen helpen," voegt Cecilia toe. Ze heeft zo'n geruite doek om haar schouders geslagen en haar ogen kijken je vorsend aan, boos bijna, omdat je het lef had haar níét te bellen.
En je weet het wel, je had ze wellicht allemaal kunnen bellen, je vrienden, die onwrikbare rotsen in de branding, en toch heb je je laten weerhouden - door de demonen en hun overtuiging dat je toch op een ongeschikt moment zou bellen, of dat je hen zou vervelen met waar je mee zat-zit-zat. Zelfs nu, terwijl zij zich hier om je heen geschaard hebben, vind je het moeilijk te geloven dat ze dit voor jou gedaan hebben. Voor jóú! 

Het is een kwestie van durven. Ogen dicht en springen, in die zee van warmte. Klinkt melig? Misschien wel. Maar na jaren en jaren van onzekerheid en voortdurend piekeren ís het effectief een zee van warmte. En je springt. Doodeng. Want de realiteit is natuurlijk geen eeuwig warme zee, en diep vanbinnen weet je dat ook wel. Sommige dingen veranderen. Sommige relaties veranderen. En er zijn heel veel dingen die ondanks alles niet veranderen. 
Die verwenste demonendingen zullen zich nooit zomaar laten verdrijven. Beter om ze te accepteren en ermee te dansen, want eerlijk, ze houden je alert, zodat je niet naast je schoenen gaat lopen na die onderdompeling in de zee van warmte. Stel je voor, dat je zo verwaand wordt dat je vindt dat iedereen jou als vriend moet hebben. Nee, dank je feestelijk. De stress die dáár bij komt kijken, is zelfs niet in woorden te vatten. 
Dansen, dus. Niet wegduwen, niet begraven. Want die dingen hebben je voor een groot deel gevormd tot wie je nu bent - je gaat jezelf ook niet afwijzen. Niet meer. Daar ben je nu sterk genoeg voor, alleen vergeet je dat nogal eens. Hoe sterk je bent. 
Je leert loslaten, die overtuigingen, die gedachten, die periode dat je in die put zat - je hebt het meegemaakt, het is voorbij, en je was niet alleen. En je aanvaardt die wals, en die discomoves, en voor je het weet, valt alles vreemd genoeg toch weer op zijn plek. Het duurt misschien wel even, maar uiteindelijk sta je weer met beide voeten stevig geaard, vol nieuwe energie.

Je kijkt naar het rotsblok. De kevers en mieren kruipen eroverheen. De merel fluit een vrolijk lied en de mol steekt heel even zijn neus uit zijn hol. En je beseft dat het eigenlijk allemaal zo slecht niet is. Want daar komen zij ook aan, je zee van warmte: Nico, Cezaar, Lowie, Margootje, Irène en Cecilia. En je weet dat als het eropaan komt, je die zee hebt om je te laten opvangen.



Aan al mijn vrienden: een hele dikke merci. Voor wat geweest is, wat is en wat nog moet komen.




Geen opmerkingen:

Een reactie posten